De aanbrengtemperatuur van gietasfalt is afhankelijk van het type mengsel en ligt in de regel rond de 220 graden. Aangezien deze temperatuur aanzienlijk hoger is dan het kookpunt van water moet gietasfalt op een droge ondergrond worden aangebracht. Gietasfalt mag dus niet worden verwerkt als het regent of als de ondergrond bevroren is.
Als gietasfalt rechtstreeks op een betonnen ondergrond wordt aangebracht waarin nog restvocht aanwezig is (zoals bij beton vrijwel altijd het geval is) kunnen blazen ontstaan. Om dit risico te voorkomen, wordt gietasfalt altijd op een scheidingslaag gelegd. Een scheidingslaag kan zijn naakt glasvlies of gebitumineerd haarvilt meestal gebruikt voor binnenvloeren of een bitumineus membraan voor buitenvloeren of natte ruimten binnen.
Op stalen ondergronden (brugdekken) wordt eerst een bitumineuze membraanlaag verkleefd middels branden. Hierop kan dan zowel handmatig als machinaal gietasfalt worden aangebracht.